Pleonasme:

Er is sprake van een pleonasme als je een bijvoeglijk naamwoord gebruikt dat dezelfde betekenis of eigenschap heeft als het zelfstandig naamwoord dat erachter komt. Je gebruikt dan een woord dat overbodig is. Als je ergens de nadruk op wilt leggen, kun je bewust een pleonasme gebruiken. Het hangt dus af van de context of je het als een stijlfout moet beschouwen of niet.

Hieronder vind je een paar voorbeelden van pleonasmen. Het woord dat je kunt weglaten, is vetgedrukt.

  • een ronde cirkel
  • een mondeling gesprek
  • de uiterste limiet

Hieronder vind je een paar voorbeelden van bewust gebruikte pleonasmen. Het woord dat je gebruikt om iets te benadrukken is vetgedrukt.

  • Die witte sneeuw vind ik prachtig!
  • Mijn opa is een grote, vriendelijke reus.

Tautologie:

Als je twee keer hetzelfde begrip gebruikt in een zin, noem je dat een tautologie. Vaak zijn dat twee zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden of werkwoorden. Er zijn ook tautologieën die ingeburgerd zijn. Het hangt dus af van de context of je ze als een stijlfout moet beschouwen of niet.

Hieronder vind je een paar voorbeelden van tautologieën. De woorden met dezelfde betekenis zijn vetgedrukt.

  • We wilden gisteren komen, maar er kwam echter iets anders tussen.
  • We hebben verschillende soorten thee zoals bijvoorbeeld muntthee, gemberthee en groene thee.

Hieronder vind je een paar voorbeelden van tautologieën die ingeburgerd zijn. De woorden met dezelfde betekenis zijn vetgedrukt.

  • Ze is altijd en eeuwig te laat.
  • Ik geef je deze boeken gratis en voor niets.

(bron: taaltip.nl)

Schrijf je getallen in cijfers of letters?

Over het opschrijven van getallen bestaat veel verwarring. Is het ‘3 weken geleden’ of ‘drie weken geleden’? En schrijf je ‘50%’ of ‘vijftig procent’?

Er zijn geen vaste regels voor het opschrijven van getallen, maar wel richtlijnen en algemeen geaccepteerde schrijfvormen.

De volgende getallen schrijf je uit in woorden:

  • Getallen onder de twintig (vijf, zestiende)
  • Tientallen onder de honderd (dertig, zeventigste)
  • Honderdtallen tot duizend (tweehonderd, zevenduizendste)
  • Duizendtallen tot en met twaalfduizend (tweeduizend, tienduizend)
  • Woorden als miljoen en miljard. Deze kunnen gecombineerd worden met cijfers: 12 miljoen

Uitzondering: Wanneer je een reeks getallen opnoemt waarvan een deel in cijfers moet en een deel in letters, wordt aangeraden alles in cijfers te schrijven. In plaats van: ‘Van de 45 proefpersonen was 18% man en waren vijf personen onder de 25’, schrijf je: ‘Van de 45 proefpersonen was 18% man en waren 5 personen onder de 25.’

De volgende getallen schrijf je over het algemeen in cijfers:

  • Exacte getallen, waaronder maten, temperaturen, jaartallen en gewichten (120 km/u, 23 graden, 100 euro)
  • Getallen die onderdeel zijn van een reeks, waaronder hoofdstukken en paragrafen (hoofdstuk 4, paragraaf 3, groep 5)
  • Percentages (50%/50 procent)

Wat is correct: Morgen gaan we op vakantie of Morgen gaan we met vakantie?

Zowel op vakantie gaan als met vakantie gaan is correct Nederlands, en zowel op vakantie zijn als met vakantie zijn.

(1) In de week van 12 augustus ben ik op vakantie / met vakantie.

(2) We gaan dit jaar op vakantie / met vakantie naar Italië.

(3) Als u op vakantie / met vakantie gaat naar het buitenland, blijft u verzekerd voor zorg.

Met vakantie zijn kan – in tegenstelling tot op vakantie zijn – ook uitdrukken dat iemand vrij heeft van zijn werk, maar niet per se van huis is. Een synoniem daarvan is vakantie hebben.

(4) Als ik met vakantie ben, kan ik eindelijk mijn huis eens goed opruimen.

In sommige contexten is alleen op vakantie mogelijk. Zo kan op vakantie onder meer ‘gedurende de vakantie’ betekenen en met vakantie niet.

(5) Ik heb op vakantie twaalf boeken uitgelezen.

(Bron: Taaladvies.net)

Opsommingen

Heel overzichtelijk, rijtjes in een tekst. In één oogopslag weet je meteen wat de mogelijkheden zijn, risico’s, gevolgen en nog meer van die zaken waar opsommingen veel voor gebruikt worden. Maar wanneer gebruik je nu hoofdletters, kleine letters, puntkomma of juist geen punt?

* Opsomming van zinnen met een werkwoord?
Hoofdletter vooraan, punt achteraan.

Dit zijn de mogelijkheden:
U heeft minder werk aan uw tuin.
U hoeft minder te bemesten.
U bespaart kosten.

* Opsomming van
woordgroepen?
Kleine letter vooraan, puntkomma achteraan, behalve het laatste opsommingsdeel: dat krijgt een punt.
Dit zijn de mogelijkheden:
minder werken;
minder bemesten;
geld besparen.

* Opsomming van woorden:
Kleine letter vooraan, geen leesteken achteraan.
Dit zijn de mogelijkheden:
onderhoud
bemesting
kostenbesparing

Wat is juist: ‘Dankjewel voor je inzet’ of ‘Dank je wel voor je inzet’? En hoe zit het met dankuwel / dank u wel? En met dankjulliewel / dank jullie wel?

‘Dankjewel voor je inzet’ en ‘Dank je wel voor je inzet’ zijn allebei mogelijk.

Wie dankjewel hier aan elkaar schrijft, ziet het als een tussenwerpsel dat samengesmolten is tot één woord. De betekenissen van de drie woorden dank, je en wel zijn dus helemaal opgegaan in het geheel. Daar is niets op tegen; het komt vaker voor dat zinnetjes samensmelten tot woorden als de betekenis van de afzonderlijke woorden op de achtergrond is geraakt. Denk maar aan alsjeblieft en alstublieft (‘als ’t je/u belieft’), dankzij, godbetert, vaarwel en weliswaar.

Wie ‘Dank je wel voor je inzet’ schrijft, ziet dank je wel nog steeds als een zinnetje: ‘(ik) dank je wel’. Dank je wel wordt dan hetzelfde behandeld als dank je zeer en dank je hartelijk – combinaties die ook los worden geschreven.

Dankjewel en dank je wel zijn informele vormen die gericht kunnen zijn tot één persoon, maar ook gebruikt worden om meer personen te bedanken.

Dankuwel en dank u wel

Voor ‘Dankuwel voor uw inzet’ en ‘Dank u wel voor uw inzet’ geldt hetzelfde: het is allebei mogelijk. Dankuwel is een tussenwerpsel. Dank u wel is vergelijkbaar met dank u zeer en dank u hartelijk. Met ‘Dankuwel / dank u wel voor uw inzet’ kunnen ook een of meer personen worden bedankt. Door het gebruik van u zijn deze vormen iets beleefder/afstandelijker.

Dankjulliewel en dank jullie wel

Dankjulliewel komt ook voor, maar is minder gebruikelijk dan dankjewel en dankuwel. De woordenboeken vermelden het niet. Het fungeert echter ook in z’n geheel als een tussenwerpsel en kan wat ons betreft dus aan elkaar geschreven worden. Maar dank jullie wel is eveneens mogelijk. Dat is vergelijkbaar met dank jullie zeer en dank jullie hartelijk. Jullieis een tamelijk nadrukkelijke, informele meervoudsvorm; dat valt op als het tweemaal in een zin wordt gebruikt. Minder nadrukkelijk dan ‘Dankjulliewel voor jullie inzet!’ zijn ‘Dankjulliewel voor je inzet!’ en ‘Dankjewel voor jullie inzet!’ Nu hoeft jullie niet te worden herhaald. Je kan immers ook gebruikt worden als er meer personen worden aangesproken.

Een dankuwel/dankjewel/dankjulliewel

Dankuwel, dankjewel en dankjulliewel komen ook voor als zelfstandige naamwoorden. Bijvoorbeeld in ‘Na een hartelijk dankjewel namen we afscheid’, ‘Een glimlach en een dankuwel doen meestal wonderen’ en ‘Een dik dankjulliewel voor iedereen!’ Als zelfstandig naamwoord worden dankjewel, dankuwel en dankjulliewel aan elkaar geschreven.

Dank je, dank u, dank jullie

Dank je, dank u en dank jullie zijn altijd los; dankje en vooral danku en dankjullie zien er vreemd uit.

(Bron: Onzetaal.nl)

Wat is het:
het totaal aantal / totale aantal / totaalaantal deelnemers?

Het totale aantal deelnemers, het totaal aantal deelnemers en het totaalaantal deelnemers zijn alle drie mogelijk; het totale aantal ligt het meest voor de hand.

In het totale aantal wordt het bijvoeglijk naamwoord totaal op de gewone manier verbogen, net als in de totale bevolking en het totale bedrag. Maar soms blijft voor een het-woord de buigings-e van het bijvoeglijk naamwoord weg, vooral in vaste verbindingen als het centraal station, het menselijk lichaam en het bijvoeglijk naamwoord. Zo is ook het totaal aantal gangbaar geworden, al is het een wat minder vast geheel dan de hiervoor genoemde voorbeelden.

Daarnaast kan totaal een zelfstandig naamwoord zijn: het totaal. Er kunnen dan samenstellingen mee gevormd worden, zoals totaalbedrag, totaalpakket en ook totaalaantal. In de praktijk lijkt het totaalaantal vooral als opzichzelfstaand woord te worden gebruikt (zoals in ‘Hoe groot was het totaalaantal?’). Als er een zelfstandig naamwoord op volgt, wordt totaal meestal als los bijvoeglijk naamwoord gebruikt: het totale/totaal aantal deelnemers, het totale/totaal aantal jaren.

(Bron: Villamedia.nl)

Wat wil je dat de lezer doet als hij je mailing heeft gelezen?

Antwoord: Dat hij tot actie overgaat. Bijvoorbeeld, hij belt voor een afspraak, hij wil meer informatie of hij koopt jouw product.

Hoe zet je de lezer tot actie aan?

Vertel de lezer wat hij moet doen. In je mailing vertel je over de voordelen van je product of dienst. Misschien heb je zelfs een tijdelijke actie of uniek aanbod. Hoe kan de lezer daar gebruik van maken? Vertel het in de laatste alinea. Stuur de antwoordkaart retour, bestel via de website, bel of kom naar onze winkel. En vertel de lezer dat hij het nu moet doen. Of vandaag nog.

Geef duidelijk de contactmogelijkheden aan

Als je wilt dat de lezer tot actie over gaat, zorg voor zoveel mogelijk opties. Dus bellen én mailen én antwoordkaart opsturen.

Herhaal het voordeel

Vertel de lezer nog een keer welke voordelen jouw product of dienst biedt. Vertel hem waarom hij tot actie moet overgaan en wat hij daarvoor moet doen.

PS

Als je een mailing ontvangt, scan je deze. De PS is één van de punten die altijd aandacht trekt. Gebruik het dan ook. In twee regels vat je je mailing samen. Niet langer en vooral ook geen nieuwe informatie geven!

Hoogachtend of vriendelijke groet?

Alleen in hele officiële brieven gebruik je Hoogachtend. In alle andere gevallen gebruik je Met vriendelijke groet of Met vriendelijke groeten. De laatste is het meest informeel. Vervolgens plaats je je handtekening, je naam en functie (indien relevant).

Check dubbel check

Heb je je mailing klaar?Lees het dan hardop. Loopt de tekst lekker? Klinkt het niet te formeel of juist te informeel? En laat de mailing ook eens door een ander lezen. Begrijpt hij of zij je boodschap? Dan is je mailing klaar om te versturen!

Superbloedwolfmaan

Vorige maand trakteerde het hemelgewelf ons al op een superbloedwolfmaan en gisterenavond werden we opnieuw verrast met een bijzonder astronomisch verschijnsel: de maan naderde de aarde tot een afstand van slechts 356.762 km. Dat is heel dichtbij. Alweer een supermaan dus. Sterker nog: dichter bij de aarde zal de maan in de rest van dit jaar niet meer komen.

Het gaat om de grootste en felste volle maan van 2019: de supersneeuwmaan.

Supersneeuwmaan is een samenstelling van super, dat in combinatie met maan, verwijst naar de omvang van de maan aan de hemel en naar de felheid van het licht dat hij dan weerspiegelt, en sneeuwmaan: een bijnaam van de maan in de sneeuwmaand (februari).

Is sneeuwmaan al een onbekend woord, supersneeuwmaan maakte gisteren zijn mediadebuut in diverse Nederlandse kranten. Of het woord zal beklijven, is de vraag, maar de recente aandacht die in de media bestaat voor de speciale manen kan wel een aanleiding zijn om de bijnamen daarvan (wolfmaan, sneeuwmaan e.d.) in het woordenboek te vermelden.

Definitie

supersneeuwmaan (de, …manen) naam voor de maan wanneer die in de sneeuwmaand (februari) zeer dicht bij de aarde staat en daardoor relatief fel oplicht aan de nachthemel

(Bron: vandale.nl)

‘Wier’, ‘wiens’ of gewoon ‘van wie?’

Schrijf je: ‘De schrijfster wier boek een bestseller is’ of ‘De schrijfster wiens boek een bestseller is’?
Beide termen stammen uit de periode dat de Nederlandse taal nog naamvallen had. Wat is tegenwoordig de juiste schrijfwijze?

Oorspronkelijk is ‘De schrijfster wier boek een bestseller is’ de juiste schrijfwijze. Tegenwoordig wordt wiens echter ook goed gerekend, aangezien wier sterk verouderd is.

Van oudsher verwijst wier naar een vrouwelijk of meervoudig onderwerp. Bijvoorbeeld:

  • Lisa, wier fiets gestolen is op het station, gaat vanmiddag aangifte doen.
  • De deelnemers wier tickets ongeldig waren, kregen hun volledige toegangsgeld terug.

Wiens verwijst juist naar een mannelijk persoon:

  • Jan, wiens dochter jarig was, had een dag vrij genomen.
  • De man, wiens fiets teruggevonden is in de gracht, is nog altijd vermist.

Wier is inmiddels een term die zó verouderd is, dat wiens nu ook gebruikt mag worden voor vrouwelijke personen en meervoudsvormen. Dit is een ontwikkeling die al sinds de 17e eeuw bezig is. Aangezien we in het Nederlands niet meer werken met de naamvallen, maakt het nu weinig uit welke vorm je gebruikt. De meeste taaladviezen luiden echter om gewoon van wie te gebruiken en zo alle discussie te vermijden.

(Bron: Onze Taal)

Wie of welke?

In de meeste taaladviesboeken staat al jaren dat welke verouderd is, maar in allerlei teksten komt het woord nog heel veel voor. Ook in veel schrijftrainingen komt het gebruik van het woord regelmatig ter sprake. Een paar van internet geplukte voorbeelden: ‘Wat betekenen de codes welke de Belastingdienst gebruikt voor aangiftes en aanslagen?’, ‘Deze is op natuurlijke wijze verkregen uit de gistcel, welke ook voor de productie van brood en bier wordt gebruikt’ en zelfs ‘Het aanzicht van het terras welke aan de overkant ligt.’

Langdradig

Op die laatste na zijn de zinnen grammaticaal correct, maar ik zou er het liefst een streep door zetten, en ik wijs cursisten er in elk geval altijd op dat ze dat welkebeter kunnen veranderen in die.  Wat mij betreft knappen de eerste twee zinnen daar enorm van op. Welke is in deze zinnen niet fout, maar wel ouderwets en saai. Het geeft je tekst al snel een zweem van langdradigheid. En dat lijkt me voor vrijwel geen enkele tekst wenselijk.

Het-woorden

Het laatste voorbeeld, waarin welke verwijst naar het terras, is echt niet juist; welkekan alleen verwijzen naar een de-woord. Als je verwijst naar een het-woord, dan is alleen dat goed: ‘Het aanzicht van het terras dat aan de overkant ligt’ zou dus wel kunnen.

Hoe zit het nu precies met de bezits-s? In het Engels gebruik je altijd een apostrof, gevolgd door een s. In het Nederlands zijn de regels net even anders.

bezits-s vast:

De hoofdregel is dat je de bezits-s aan een naam vast schrijft, maar alleen wanneer de uitspraak daardoor niet verandert: Christiens pen, Charlottes penselen, Jans fiets (de fiets van Jan)

bezits-s na apostrof:

Eindigt een naam op een lange klinker, dan gebruik je wel een apostrof. Zonder apostrof zou de uitspraak immers veranderen: Anna’s boeken en Norma’s documenten

alleen apostrof:

Namen die eindigen op een hoorbare sisklank of een niet hoorbare s-klank (Jacques) krijgen alleen een apostrof: Mexx’ kleding, Maurice’ humor, Jans’ fiets (de fiets van Jans)

Niet-hoorbare sisklank (niet s)

En voor namen die eindigen op een niet-hoorbare sisklank geldt dat je er een bezits-s aan vast schrijft. Dat levert resultaten op als: Saint-Tropezs stranden

Dat laatste staat heel raar. Om dat rare zs op het eind te vermijden, zou ik gewoon ‘de stranden van Saint-Tropez’ gebruiken.

Engelse namen

Bij sommige Engelse merknamen maakt de bezits-s deel uit van de naam (Lloyd’s, McDonald’s). In het Nederlands nemen we de Engelse schrijfwijze over.

(Bronnen: taaladvies.net, onzetaal.nl)

Regelmatig maken we een database, bijvoorbeeld het sturen van een mailing. Maar welke gegevens horen eigenlijk in een database om deze volledig te maken? Dat zijn:

* (bedrijfs)naam, straat, huisnummer, huisnummer-toevoeging, postcode en plaats
* contactpersoon, bij een zakelijke relatie
* naam en splits deze op in zoveel mogelijk in aparte elementen
* titel
* initialen (in hoofdletters)
* eventueel de roepnaam maar in een apart veld
* tussenvoegsel, in kleine letters
* achternaam, de eerste letter in hoodletter
* telefoonnummer, zowel vast als mobiel
* mailadres
* geslacht van de persoon, dit om het aanspreken in een brief met mevrouw of mijnheer
* datum van plaatsen van het adres in het bestand
* eventueel een eigen klantnummer

Het succes van een mailing is voor 50% afhankelijk van een goede kwaliteit van adressen; zorg dus dat uw database in orde is en u bent al halverwege.

Stem werkwoordstijden op elkaar af

Van de ene naar de andere tijd springen in een verhaal kan voor de lezer verwarrend zijn. Wees dus consequent en kies voor één verteltijd, de tijd waar jij je als schrijver het prettigst bij voelt. Of dat nou de tegenwoordige tijd of de verleden tijd is, houd je aan je keuze.

Het beste is om actief te schrijven: in het moment. Zo kan de lezer het verhaal meebeleven alsof het op dit moment gebeurt. Toch komt het vaak voor dat (met name beginnende) schrijvers hier foutjes in maken. 

Voorbeeld met niet afgestemde werkwoordstijden:

‘Het duurde even voordat ik het door had. Maar nu wist ik het. Hij bedoelde dat ik het verkeerde pakketje aan Willem heb gegeven. Hoe kan ik zo stom zijn?’

Hier gaan een aantal dingen mis. Om te beginnen met de tweede zin ‘Maar nu wist ik het.’ ‘Nu’ geeft aan dat het zich op dit moment afspeelt. Dus het moet zijn: ‘Maar nu weet ik het.’ De eerste zin klopt wel, dat speelde zich eerder af dan ‘nu’. De derde zin luidt: ‘Hij bedoelde dat ik het verkeerde pakketje aan Willem heb gegeven.’ De tijden zijn hier niet goed afgestemd. In principe kun je wel zeggen ‘Hij bedoelde’, maar omdat het nog steeds aan de hand is, kun je beter zeggen: ‘Hij bedoelt dat ik…’ De vierde zin klopt ook niet. Op dit moment is de hoofpersoon niet meer ‘stom’ bezig, die handeling ligt in het verleden. Dus moet het zijn: ‘Hoe kon ik zo stom zijn.’

Voorbeeld met afgestemde werkwoordstijden

Juist moet dus zijn: ‘Het duurde even voordat ik het door had. Maar nu weet ik het. Hij bedoelt dat ik het verkeerde pakketje aan Willem heb gegeven. Hoe kon ik zo stom zijn?’

In de voorbeelden komt zowel de tegenwoordige tijd als de verleden tijd naar voren. Dit is noodzakelijk als iets zich in het verleden heeft afgespeeld en daarover verteld wordt. Alles wat zich op dit moment afspeelt, moet uiteraard in de tegenwoordige tijd. Als je alleen maar over het ‘hier en nu’ vertelt, schrijf je dus ook alleen in de tegenwoordige tijd. Let daar op, dan doe je de lezer een groot plezier.

Bron: Schrijven-online

Slotzin: hoe beëindig je een brief of e-mail? 

Je denkt vast nog regelmatig dat je een brief of e-mail met een prachtige volzin als ‘uitsmijter’ moet eindigen, want anders is de tekst niet ‘af’. Maar dat is niet noodzakelijk. Na je laatste inhoudelijke zin kun je direct de slotformule invoegen. Hieronder een aantal suggesties.

Slotzin: hoe beëindig je een brief of e-mail? (update 2017)

Klassieke voorbeelden van een slotzin:

  1. Wij vertrouwen erop u hiermee van dienst te zijn geweest.
  2. Vertrouwende u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
  3. Wij zien uw antwoord met belangstelling tegemoet.
  4. Wij zien het stuk met belangstelling tegemoet.
  5. Hopende u hiermee van dienst te zijn geweest.
  6. U dankend voor de te nemen moeite, …
  7. Uw rapport zie ik met belangstelling tegemoet.
  8. Inmiddels verblijven wij, …
  9. Wij hopen spoedig iets van u te vernemen.
  10. Graag zie ik uw antwoord zo spoedig mogelijk tegemoet.
  11. Ik zie uw reactie graag tegemoet.
  12. In afwachting van uw spoedige reactie, …

Goede alternatieven voor een slotzin:

  1. Hebt u nog vragen, dan kunt u contact opnemen met …
  2. Hebt u nog vragen, dan kunt u mij altijd bellen.
  3. Graag ontvang ik vóór 1 september uw inschrijvingsformulier.
  4. Wilt u meer informatie, …

Creatief slot:

Een creatiever slot krijg je door in de conclusie of de samenvatting een beeld of een subtiele rijmvorm te zetten. Ook een slotvraag kan je tekst boven het gemiddelde van een tekst uittillen.

(Bron: Managementsupport)

Hoe schrijf je ge-e-maild? Geëmaild? Ge-E-mailt?

Een berichtje sturen via e-mail is zo gebeurd. Maar hoe schrijf je dat je dat hebt gedaan?

Er zijn nogal wat varianten mogelijk (geëmailt, ge-emaild, ge-E-maild …), maar er is er maar eentje goed.

Juiste spelling: ge-e-maild

Het werkwoord e-mailen schrijf je met een kleine e en een koppelteken (streepje) na de e. Dat blijft ook zo als je het voltooid deelwoord gaat schrijven.

Het voorvoegsel ge- schrijf je altijd aan het grondwoord vast. Om uitspraakproblemen te voorkomen, krijg je daarbij soms een trema: geëffend, geërgerd.

Maar: e- is hier een losse letter (met de betekenis electronic) die met een streepje aan het volgende woord vastzit. Daarom krijgt die e- geen trema, maar een koppelteken.

De stam van het werkwoord e-mailen eindigt op een -l. Die zit niet in ’t kofschip, dus het voltooid deelwoord eindigt op een -d.

De juiste spelling is dus: ge-e-maild.

Tip!
Twijfel je over de juiste schrijfwijze van ge-e-maild? Schrijf dan gewoon: ‘Ik heb je gemaild.’

(Bron: Schrijftwijfel)

“Hun zijn nog dommer als wij”

Wanneer gebruik je ‘hun’, wanneer ‘hen’ of ‘zij’.

hun en hen

Hun en hen zijn beide persoonlijke voornaamwoorden. Vaak worden ze door elkaar gebruikt. In spreektaal is dat ondertussen algemeen geaccepteerd, in schrijftaal enigszins, maar in verzorgde schrijftaal niet.

voorzetsel, lijdend voorwerp: hen

Gebruik het persoonlijk voornaamwoord hen :

  • als het volgt op een voorzetsel (aan, bij, jegens, voor, om etc.):

Ik geef de cd aan hen.

  • als het een lijdend voorwerp is:

Ik nodig hen uit.

meewerkend voorwerp, geen voorzetsel: hun

Gebruik het persoonlijk voornaamwoord hun:

  • als het een meewerkend voorwerp is en er geen voorzetsel voor staat:

Hij geeft hun (aan hen) een bord spaghetti.

Zij snurkt hun (volgens hen) te hard.

Ze als alternatief

Zie je door al die ‘hennen’ en ‘hunnen het bos niet meer? In informele teksten kun je ze als alternatief gebruiken:

Ik nodig ze uit.

Hij geeft ze een bord spaghetti.

Alleen bij personen

Er zit nog wel een klein addertje onder het gras. Hen en hun kun je alleen gebruiken als je verwijst naar personen. Verwijs je naar voorwerpen, dingen en dergelijke, dan gebruik je ze:

Ik heb al die boeken al tig keer gelezen. Daarom geef ik ze aan de kringloopwinkel.

Altijd hartstikke fout

Hun gebruiken als onderwerp is altijd fout, zowel in spreek- als in (verzorgde) schrijftaal. De zin waarmee dit artikel begon (‘Hun zijn nog dommer als ons) moet als niet alleen vervangen worden door dan en ons door wij, maar ook hun door ze of zij:

Zij zijn nog dommer dan wij.

En de titel van deze taaltip zou natuurlijk moeten luiden:

Zij hebben het gedaan.

(Bron: Tekstfontein)

Is het ‘net zo min’ of ‘net zomin’?

Het is: net zomin. Je schrijft ‘zomin’ dus aan elkaar:

hij is net zomin gek als jij

ik weet het net zomin als jij

ik kan het me net zomin permitteren als jij

Zomin is hier een voegwoord. Meestal worden twee personen aan elkaar gekoppeld en volgt er op net zomin het woordje ‘als’. Maar het kan ook zonder ‘als’:

wij zijn net zomin tevreden (nadat je hebt uitgelegd dat iemand niet tevreden is)

Ongeveer dezelfde betekenis hebben: evenmin en (eenvoudiger) ook niet.

Overigens is er een andere context waarin je ‘zo min’ los van elkaar schrijft. Dat is in: zo min mogelijk.
ze probeerde er zo min mogelijk aan te denken. 

In al deze contexten betekent min ‘weinig’.

(Bron: SchrijvenOnline)

Een continu of een continue verloop?

een continu verloop is in dit geval de juiste oplossing.

Hier heb je een gemakkelijk trucje om dat te onthouden: schrijf continu met een -e als je ze hoort. Zoals bij de continue stroom aan veranderingen of een continue functie (topologie). En bij een continu verloop hoor je ze duidelijk niet.

Verbuigings-e

Als we even dieper kijken, komen we bij de regel van de verbuigings-e. En als we nog wat verder inzoomen, komen we terecht bij de algemene regel van de verbuiging van bijvoeglijke naamwoorden.

Voor een enkelvoudig het-woord, zoals het verloop, schrijven we enkel een -e wanneer die voorafgaat aan dit, dat, het  of een bezittelijk voornaamwoord. Het onbepaald lidwoord een, zoals in het voorbeeld, is een uitzondering op die regel. Daarom schrijven we een continu verloop zonder een verbuigings-e. Om dat even te schetsen, geven we je hieronder een paar voorbeelden:

  • Dit continue proces.
  • Het continue lawaai.
  • Haar continue angstgevoel.
  • Een continu verloop.

Als continu voor een enkelvoudig de-woord of een meervoudsvorm staat, voegen we er wel altijd een -e aan toe. Zoals hier: de continue stijging, continue processen, haar continue vooruitgang, …

Belangrijk!

Als continu een bijwoord is, passen we die niet aan. De meeste bijwoorden zijn immers onveranderlijk. Bijvoorbeeld: ons bedrijf werkt continu aan een verbeterde dienstverlening.

(Bron: KDV Language)

Wanneer gebruiken we nu eigenlijk hoofdletters?
Hoofdletters gebruik je bij:
 
1. eerste gehele woord van de zin
2. persoonsnamen: Klaas, Hans Janssen. Bij persoonsnamen krijgt het tussenvoegsel (van, van der, in ‘t) een hoofdletter als er geen naam of voorletter aan voorafgaat. Dus: Jan, Sint-Maarten, Jan de Vries, de heer De Vries, de heer en mevrouw Jansen-Van Dijk. In Vlaanderen behouden tussenvoegsels van persoonsnamen altijd hun originele schrijfwijze: mevrouw van der Velde, mevrouw J. van der Velde, Jan Vanden Broucke
3. eigennamen van onder meer (unieke) gebouwen, vervoermiddelen, organen, instellingen, verenigingen, producten, diensten en bedrijven, ook in samenstellingen en afleidingen: Westertoren, Statendam, Europese Unie, Hoge Raad, het Rijk, Nederlandse Taalunie, Comité Oranjefeesten, Essotankstation
4. aardrijkskundige namen (van plaatsen, streken, landen, bergen, rivieren, woestijnen, hemellichamen) en hun samenstellingen en afleidingen: Brussel, Leidseplein, Zuid-Afrika, de Poolster, Gentenaar, New Yorker, Noordpoolexpeditie, Randstedelijk
5. namen van talen en dialecten, ook in samenstellingen en afleidingen: Nederlands, de Nederlandse taal, Nederlandkunde, Franstalig, Zuid-Afrikaans, Brabants, Indo-Germaans, Swahili
6. namen van specifieke bevolkingsgroepen en hun samenstellingen en afleidingen: Noor, Amerikaan, Palestijn, Jood, Inca, Azteek, Eskimo, Belgenmop, anti-Joods, Mayacultuur, Vikingschip
7. namen van officiële feestdagen en historische gebeurtenissen, tenzij de naam onderdeel uitmaakt van een samenstelling of afleiding: Pasen (maar: paasnacht, paasmaandag), Hemelvaart (maar: hemelvaartsdag) de Tweede Wereldoorlog, oudejaarsavond
8. onderscheidingen, evenementen, boektitels en heilige boeken, ook in samenstellingen en afleidingen: de Nobelprijs, de Ilias, Daviscupfinale, Bijbellezing, Koranvertaling. Namen van krant, tijdschriften, handelszaken en organisaties schrijven we op de manier die de auteur of oprichter zelf heeft gekozen: De Standaard, de Volkskrant, dEUS.
9. personen en zaken die als heilig worden beschouwd, ook in samenstellingen: het Opperwezen, Allah, het Koninkrijk Gods, H. Antonius, Mariabeeld
10. bij een aanspreking met bijzonder respect: Majesteit, Heilige Vader
 
(Bron: Digischool.nl)
Deze middag / vanmiddag:

Is het correct om deze middag te gebruiken in de betekenis ‘vanmiddag’?

Ja, deze middag is standaardtaal in het hele taalgebied in de betekenis ‘vanmiddag’.

Hetzelfde geldt voor deze morgen (‘vanmorgen’), deze avond (‘vanavond’), deze nacht (‘vannacht’).

Deze morgen, deze middag, deze avond en deze nacht worden in het hele taalgebied gebruikt om een bepaald gedeelte van de huidige dag aan te duiden. Deze tijdsaanduidingen komen het vaakst voor in gesproken taal.

(1) Ik heb deze morgen alleen maar koffie gedronken. (vanmorgen)

(2) Wie heeft er zin om deze middag mee te gaan joggen? (vanmiddag)

(3) De directeur had hier deze avond moeten zijn, maar hij heeft op het laatste moment afgezegd. (vanavond)

(4) De temperatuur kan deze nacht tot onder het vriespunt dalen. (vannacht)

Deze morgen, deze middag, deze avond en deze nacht kunnen gebruikt worden om te verwijzen naar iets wat al heeft plaatsgevonden of nog aan de gang is (zin 1 en 3), of naar wat nog moet plaatsvinden (zin 2 en 4).

Deze morgen, deze middag, deze avond en deze nacht kunnen eveneens gebruikt worden om een contrast uit te drukken: de betekenis is dan ‘deze en geen andere morgen, middag enzovoort’. Ook vanmorgen, vanmiddag enzovoort is dan mogelijk.

(5) We komen niet deze avond maar morgenavond samen.

(Bron: Taaladvies.net)

Bestaat er verschil tussen weifelen en twijfelen?

Twijfelen en weifelen drukken allebei uit dat er geaarzeld wordt, dat iemand besluiteloos is. Er bestaat in sommige contexten een subtiel verschil tussen deze werkwoorden.

Twijfelen

Twijfelen heeft vooral de bijbetekenis ‘in onzekerheid verkeren over iets, niet weten wat te doen of welk alternatief te kiezen’. Bijvoorbeeld in: ‘Ik twijfel tussen de Samsung en de Apple’, ‘Ik twijfel over de juiste schrijfwijze van przewalskipaard’ en ‘Ik twijfel echt niet aan je goede bedoelingen.’ Twijfelen kan worden verbonden met de voorzetsels aan, tussen en over.

Weifelen

Weifelen betekent meer ‘aarzelen’, ‘dubben of je iets wel of niet zult doen’ (met de bijgedachte: ‘je ongerust maken over/rekening houdend met de gevolgen’). Weifelen past dus iets beter in zinnen als ‘De dicteefreak weifelde even, maar schreef zich toch in voor de voorronde van het dictee’ en ‘Hij weifelde bijna een halve minuut voor hij antwoord gaf, maar deed ten slotte toch z’n mond open.’ Weifelen kan ook worden verbonden met voorzetsels: met over en tussen. Bijvoorbeeld: ‘Ik weifel nog over de aanschaf van een iPod’ en ‘Ik weifel tussen ontslag nemen en mijn grieven op tafel leggen.’

Meestal allebei mogelijk

In de praktijk passen weifelen en twijfelen meestal allebei in de zin, zeker als het voorzetsel over gebruikt wordt. Voor sommigen drukt ook weifelen over meer de aarzeling uit bij de afweging ‘wel of niet doen?’ (Wel een iPod kopen of niet? Wel mijn grieven op tafel leggen of niet?). Twijfelen over zou meer uitdrukken dat de verschillende mogelijkheden en voor- en nadelen kritisch beschouwd worden (Welk alternatief is het best voor mij?). Het verschil is echter minimaal, en in de praktijk komt het allemaal op hetzelfde neer. In de meeste contexten zijn weifelen en twijfelen allebei mogelijk.

Weifelen is verwant aan het werkwoord wuiven; het betekent zoiets als ‘heen en weer bewegen tussen twee (of meer) mogelijkheden’, dus ‘niet kunnen kiezen, aarzelen’. Twijfelen is via het zelfstandig naamwoord twijfel afgeleid van het telwoord twee, en duidt oorspronkelijk op een soort innerlijke tweestrijd.

(Bron: Onzetaal.nl)

Vier veel gemaakte interpunctiefouten, die je eigenlijk meteen zou moeten afleren

Wist je dat mensen vaak te veel vraagtekens en uitroeptekens gebruiken???? Dit is geen goed idee!! Denk je nu: ‘Wat is hier mis mee?’, lees dan gauw verder.

1. Meerdere uitroeptekens

Of je nou een boek, blog of gedicht schrijft: wees spaarzaam met uitroeptekens. En dan bedoelen we ook echt spaarzaam. Het is goed om enthousiasme te tonen in je tekst, maar als je hierin doorslaat gaan lezers zich ergeren. Gebruik nooit meer dan één uitroepteken.

Dus niet: ‘Ga weg!!!’ schreeuwde hij
Maar: ‘Ga weg!’ schreeuwde hij.

In deze zin kun je het uitroepteken in principe zelfs helemaal weglaten, want er staat ook al achter dat hij schreeuwde.

2. Meerdere vraagtekens

Net zoals je geen rij uitroeptekens mag gebruiken, moet je je ook beperken tot één vraagteken.Een vraag wordt niet extra vragend wanneer je meerdere vraagtekens gebruikt.

Dus niet: ‘Ga je echt met hem trouwen???’
Maar: ‘Ga je echt met hem trouwen?’

Als je duidelijk wilt maken dat iemand erg verbaasd is, kun je dat laten blijken aan zijn/haar houding. Veel schrijvers gebruiken dialoogattributies als zei hij verbaasd, maar hier moet je ook mee oppassen. Dat is een vrij luie manier van schrijven, het mooiste is als je duidelijk kunt maken dat iemand verbaasd is zonder dit letterlijk te benoemen.

3. Meer dan 3 puntjes achter elkaar

‘Laat maar weten of je nog zin hebt in het feestje…..’
Je zou het haast niet geloven, maar er zijn mensen die geen grenzen kennen wanneer het om puntjes gaat. Halve regels worden er soms gevuld om aan te duiden dat iemand afwachtend, sarcastisch of onzeker is. Doe dit niet! Het beletselteken bevat drie puntjes (…), en dit is het absolute maximumaantal dat je mag gebruiken. Let er ook op dat je het beletselteken niet te vaak inzet: twee keer per tekst is ongeveer de max.

4. Aanhalingstekens bij gedachten

Deze fout wordt helaas nog steeds vaak gemaakt. Wanneer jij of een personage iets denkt, gebruik je geen aanhalingstekens. Gedachten worden immers niet uitgesproken.

Dus niet: ‘Wat een lelijke trui,’ dacht ik.
Maar: Wat een lelijke trui, dacht ik.

(Bron: Schrijvenonline.org)

De meesten onder ons zijn er dagelijks naar op zoek: wifi. Of is het Wifi of toch WI-FI?

De enige juiste schrijfwijze is wifi met kleine letters.

Het woord wifi is geen afkorting maar een verkorting. Het is een verkorte vorm die uit een of meer lettergrepen is samengesteld.

Wifi staat voor wireless fidelity en wordt als een gewoon woord uitgesproken.

Net zoals pc (Personal Computer), gsm (Groupe Spécial Mobile), pdf (Portable Document Format) en led (Light-Emitting Diode) schrijven we wifi in kleine letters en zonder puntjes.

Samenstellingen met wifi schrijf je aan elkaar. Tenzij er klinkerbotsing optreedt natuurlijk, dan gebruik je een koppelteken. Bij een lang woord of een combinatie van woorden die minder gebruikelijk is, mag je altijd een koppelteken schrijven:

  • wifinetwerk
  • wifi-extender
  • wifi-computernetwerkdeskundige

Let op: wifi is een voorbeeld van een verkorting die als soortnaam gebruikt wordt. Net zoals airco (airconditioning) en internet (international computer network). Verkortingen van eigennamen schrijf je wel met een beginhoofdletter. Indien de organisatie zelf een eigen schrijfwijze hanteert, nemen we deze over:

  • Europol (Europese Politiedienst)
  • Benelux (België, Nederland en Luxemburg)

(Bron: KDV-Language)

Is het: in de blakende of in de blakerende zon?

Zowel in de blakende zon als in de blakerende zon is correct; in de blakende zon is het gebruikelijkst.

Blakend en blakerend betekenen allebei ‘brandend, gloeiend, zengend’. Het werkwoord blakeren is afgeleid van blaken, op dezelfde manier als bijvoorbeeld knipperen is afgeleid van knippen, stuiteren van stuiten en duikelen van duiken. Blakeren wordt meestal gecombineerd met een lijdend voorwerp en heeft soms een nog sterkere betekenis dan blaken, namelijk ‘verbranden, verschroeien’:

  • De zon blakert de velden.
  • De hitte blakerde onze gezichten.
  • Alle muren waren geblakerd (ook wel: zwartgeblakerd) door de brand.

Blaken wordt meestal figuurlijk gebruikt, in de betekenis ‘gloeien, stralen’ (bijvoorbeeld van iemands gezicht). Veelvoorkomende combinaties zijn blaken van gezondheid (‘er heel gezond uitzien’), blaken van zelfvertrouwen (‘zeer zelfverzekerd optreden’) en blakende welstand (‘grote welstand, uitmuntende gezondheid’).

(Bron: Mariadonk.nl)

De apostrof

De apostrof bij de bezitsvorm:

U weet misschien nog van de lagere school, de juf stampte het erin: “Eerst de
komma en dan de s.” Maar er is meer te doen met de apostrof.
De apostrof is eigenlijk een weglatingsteken of de komma s ( ́s) zoals we zo vaak zeggen.

De eerste tip gaat over de apostrof bij de bezitsvorm:

De apostrof bij de bezitsvorm wordt gebruikt om een verkeerde uitspraak te voorkomen.
Dit is het geval als een woord eindigt op een enkele klinkerletter die als een lange klinker wordt uitgesproken.
Bijvoorbeeld: oma’s hoed– otto’s auto – baby’s flesje.
Maar het is Renés auto, tantes huis en Caatjes pen. Gebruik je hier wèl een apostrof, dan is het niet meer de pen van Caatje, maar de pen van Caatjes. En dat klopt natuurlijk niet.
Als een woord eindigt op een sisklank, dan wordt de s van de bezitsvorm vervangen door een apostrof, zoals bij: Mies’ fiets en Alex’ vriendin.
Hebben we het over Arjan, dan komt er weer een apostrof: het zijn Arjan’s tekeningen.

De apostrof bij de meervouds-s:

Bij de meervouds-s wordt de apostrof gebruikt om een verkeerde uitspraak te voorkomen. Als een woord eindigt op een enkele klinkerletter, die toch als een lange klinker wordt uitgesproken: Collega’s – foto’s – accu’s – lolly’s – taxi’s – pre’s.
Maar je krijgt géén apostrof bij de meervoudsvormen van de woorden café, abonnee of bureau, omdat een ‘vaste s’ de klank niet verandert. Het is dus in het meervoud cafés, abonnees en bureaus. Ook woorden met een e klank aan het eind, zoals garage en lente krijgen in het meervoud géén apostrof: garages, lentes

De apostrof bij verkleinwoorden:

Deze laatste tip over de apostrof beschrijft wanneer je de komma (‘) gebruikt bij verkleinwoorden. De apostrof wordt hier alleen gebruikt bij woorden die eindigen op een medeklinker plus y of u (uitspraak ‘oe’). Voorbeeld: pony’tje of haiku’tje.
Woorden die eindigen op een i, krijgen een ie in het verkleinwoord en kennen dan ook geen apostrof: ski – skietje of taxi – taxietje.

(Bron: schrijverijmooimens.nl)

Bijgevoegde of bijgesloten offerte?

Twijfel jij er soms ook aan? Niet erg! De oplossing is simpel: beide vormen zijn correct.
Meer nog, niet alleen bovenstaande opties kun je gebruiken maar ook de volgende: ingesloten en bijgaande. We zetten het allemaal even op een rij.

  • In de bijgevoegde offerte vindt u alle informatie terug betreffende uw aanvraag.
  • Op het bijgesloten formulier staat vermeld wat u dient aan te vullen.
  • Op het ingesloten factuur vindt u alle gepresteerde diensten terug.
  • Bijgaand vindt u de uitnodiging voor het volgende taalcongres.

Belangrijk om weten: bovenstaande woorden worden gebruikt wanneer je een brief of mail verstuurt met bijlage.

(Bron: KDV)

Snik en snikheet of snik- en snikheet?

‘Het blijft de hele week snik- en snikheet’ is juist. Snikheet is een samenstelling en wordt daarom als één woord geschreven, net als bijvoorbeeld bloedheet, ijskoud en peperduur. Wie het woord snikheet nog wil versterken, kan spreken van snik- en snikheet. Het streepje is nodig omdat op die plaats een woorddeel (heet) is weggelaten; eigenlijk staat er dus snikheet en snikheet.
Vergelijkbaar met snik- en snikheet zijn bijvoorbeeld ijs- en ijskoud, door- en doornat, kei- en keihard en in- en intriest.

Combinaties als door en door betrouwbaar en door en door corrupt worden echter los geschreven, omdat doorbetrouwbaar en doorcorrupt geen bestaande woorden zijn. In zulke gevallen is door en door een losse woordgroep, zoals die ook voorkomt in bijvoorbeeld ‘Ik ken hem door en door.’

(Bron: Villamedia)

Waarvan of van wie

Eerst een voorbeeld, welke zin is beter?

* dit huis heeft twintig bewoners, waarvan er twaalf van plan zijn om te verhuizen
* dit huis heeft twintig bewoners, van wie er twaalf van plan zijn om te verhuizen

De tweede zin is beter: als je naar mensen verwijst, gebruik dan liever ‘van wie’ en niet ‘waarvan’.

* we hebben drie leraren, van wie we Engels krijgen
* we hebben vijftien leraren, van wie er drie Engels geven

Gebruik ‘waarvan’ als je verwijst naar dingen:

* er zijn vijf stoelen waarvan de zitting versleten is
* we hebben honderd stoelen, waarvan er vijf een versleten zitting hebben

(Bron: Beter Spellen)

Waarom is de spellingcontrole niet heilig?

‘Ik heb toch de spellingcontrole gebruikt en die geeft geen enkele fout aan.’ Het belangrijkste excuus als er weer eens een spel- of schrijffout in een tekst wordt ontdekt. De spellingcontrole leest wel na, en dus hoef je het zelf niet meer te doen.

Maar dat klopt niet.

Een spellingcontrole werkt heel anders dan een menselijk brein. Hoe? Op basis van woordenlijsten.

Staat een woord niet in die lijst, dan rekent de spellingcontrole het fout. Ook als het volgens de regels correct is gespeld. Of de spellingcontrole herkent het niet, en herkent dus ook geen spelfouten.
Staat het wel in de lijst, dan rekent de spellingcontrole het goed. Ook als het binnen de context niet juist geschreven is.
En staat er iets in dat in de buurt komt van hetgeen geschreven is, dan krijg je suggesties of grijpt de autocorrect in. En dan krijg je soms hele rare resultaten.

De spellingcontrole kent jouw supercreatieve woordenschat-uitvindsels namelijk niet. Ofwel worden ze fout gerekend, ofwel worden ze niet beoordeeld. En kan er dus een fout blijven staan.
De spelling controle heeft er geen probleem mee samenstellingen los te schrijven. Want de losse woorden zelf zijn ook correct.
De spellingcontrole vindt “verassing” even correct als “verrassing”. Want die woorden staan allebei in de lijst. ‘De verassing van mijn vader was een groot succes.’ Geen probleem voor de spellingcontrole.
De spellingcontrole ontdekt alleen dt-fouten als dat onbestaande (of onbekende) woorden oplevert. Als de versie met d, t en/of dt allemaal kunnen, ontdekt ook hij ze niet. En zo gebeurt het wel eens dat er eentje blijft staan. Dat geldt overigens bij veel werkwoorden.
Een spellingchecker kent geen vreemde talen. En dus ook de spelling van die talen niet. Engelse woorden die volgens de Nederlandse spelling correct zijn gespeld, zijn ok, ook als ze in het Engels fout zijn geschreven. En omgekeerd. If you *now wat** I maen*.

3 redenen waarom de spellingcontrole wel een handig hulpmiddel is tijdens het schrijven:

Tikfouten waar je zelf gemakkelijk overheen kjikt*, haalt hij er zo iut*, zelfs terwijl je nog aan het typen bent.
Een woord woord* per ongeluk herhaald? De spellingcontrole ziet dat sneller dan jij.
Je twijfelt of het nu onmiddelijk*, onmidellijk* of onmiddellijk is? Met de spellingcontrole weet je het meteen, en de autocorrect neemt je zelfs de beslissing uit handen. Opgelet: dit geldt alleen voor woorden die je maar op 1 manier correct kunt schrijven!

(bron: Taalverhalen)

Degene / degenen

Vraag

Wat is juist: De meeste klanten zijn tevreden, behalve degene met een verouderd systeem of De meeste klanten zijn tevreden, behalve degenen met een verouderd systeem?

Antwoord

Juist is De meeste klanten zijn tevreden, behalve degenen met een verouderd systeem.

Toelichting

De aanwijzende voornaamwoorden degene en diegene worden gebruikt om naar personen te verwijzen. Deze woorden worden altijd zelfstandig gebruikt. Diegene is wat nadrukkelijker dan degene. Na degene/diegene volgt doorgaans een betrekkelijke bijzin ingeleid door die of een nabepaling met een voorzetsel. Als diegene/degene naar meer dan één persoon verwijst, wordt er een meervouds-n geschreven.

Cliché zinnen

Cliché zinnen zijn van die zinnen die je in bijna alle correspondentie wel tegenkomt. Handig omdat iedereen ze kent, maar ook zo nietszeggend.

-Voorbeelden van cliché openingszinnen:

* Naar aanleiding van uw schrijven…

* Refererend aan ons telefoongesprek van…

-Het kan anders:

* Op 13 maart heb ik met u gesproken over…

* In deze brief laat ik u graag weten dat…

-Voorbeelden van cliché slotzinnen:

* Wij vertrouwen erop u voldoende geïnformeerd te hebben….

* Wij zien uw reactie graag tegemoet….

-Het kan anders:

*Wellicht dat u naar aanleiding van deze brief vragen heeft. Neem dan gerust contact met ons op.

*Wij willen u graag goed informeren. Mocht u daarom nog vragen hebben, horen wij dit graag.

Zakelijke brieven en zakelijke mails: slimme slotzinnen

Een zakelijke mail of zakelijke brief afsluiten is lastiger dan het lijkt. Vermijd cliché zinnen en sluit af zoals het hoort.

Nog altijd worden heel wat zakelijke brieven en zakelijke mails afgesloten met afgezaagde zinnen als In afwachting van uw positieve reactie, tekenen wij of Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Zulke ouderwetse zinnen kunnen echt niet meer. Drie tips voor een afronding op maat.

Tip 1 – Kijk naar de toekomst

Ga in op het vervolg: wat kan de lezer verwachten, wat gaat er gebeuren, moet de lezer nog iets doen? Als je bijvoorbeeld een offerte stuurt, kun je goed afsluiten door aan te geven dat je contact opneemt om de reactie van de lezer te vernemen, of dat je bereikbaar bent voor meer informatie.

Wij zien uit naar uw reactie op ons voorstel. Natuurlijk ben ik met veel plezier bereid om een mondelinge toelichting te geven.

Tip 2 – Stel een vraag

Heb je een verzoek aan de lezer? Formuleer dat dan gerust als een directe vraag. Omwegen als ‘Wij verzoeken u om …’ zijn niet nodig. Beter:

Wilt u zo vriendelijk zijn om het formulier opnieuw in te vullen? Alvast hartelijk dank daarvoor.

Tip 3 – Bied iets aan

Verleen service; bied de lezer aan dat hij of zij kan reageren (zelfs als u op die reactie niet speciaal zit te wachten). Het gaat er maar om dat je de lezer laat zien dat je hem of haar verder wilt helpen, als dat nodig zou zijn.


Als u meer informatie wilt, neemt u dan gerust contact met mij op via nummer [nummer]. Ik ben van maandag tot en met donderdag bereikbaar van 9.00 uur tot 17.00 uur. U kunt ook e-mailen naar [adres]. 

Je ziet: mogelijkheden genoeg om clichés te vermijden en een positieve, klantvriendelijke indruk achter te laten.

Bron: Taalcentrum – VU

Hoe gaan we om met de Engelse woorden in onze taal?

Face it: Engelse woorden nemen meer en meer de overhand. Ze zijn al helemaal in onze taal en cultuur gesetteld. Niet alleen in vaktaal, maar vooral ook in de spreektaal. Je mengt de woorden er makkelijk tussen in een Nederlandse zin. Maar het wordt anders wanneer je ze wilt verwerken in een geschreven tekst. Niks piece of cake! Want Engelse woorden vervoeg je niet zoals de Britten dat doen.
Een ‘golden oldie’: het kofschip

De regel van het kofschip (stam + d of stam +t) passen we ook toe op Engelse woorden. Vervoegen van Engelse woorden is vooral een kwestie van luisteren. Eindigt de eindklank op s (bijv. fax, lunch of smash) dan geldt dus de kofschipregel en vervoeg je dus als volgt:

fixen – fix – fixt – fixte – gefixt
chrash – crash – crashte – gecrasht

Eindigt de laatste letter niet op een van de letters uit het kofschip? Dan vervoegen we in de verleden tijd met de ‘d’:

Streamen – stream – streamt – streamde – gestreamd
download – download – downloadt – downloadde – gedownload

Een extra e toevoegen

Ingewikkelder wordt het bij woorden als deleten of racen . De stam is in dit geval niet delet of rac, maar krijgt vanwege de duidelijkheid een extra e: delete of race. De vervoegingen zien er dus zo uit:

deleten – delete – deletete – gedeletet
resourcen – resource – resourcet – resourcete – geresourcet
timen – time – timet – timede – getimed

Met bovenstaande regels kun je de meeste Engelse woorden probleemloos vervoegen, al blijven er natuurlijk altijd uitzonderingen en zijn niet alle taaladviezen het 100% met elkaar eens. Onder het motto ‘better safe than sorry’ is het beste advies dus misschien wel om het bij twijfel gewoon op te zoeken, bijv. via Google.

bron: schrijvenonline.nl

Spatie, streepje of aan elkaar?

Nederlandse samenstellingen worden steeds vaker foutief los geschreven. Dit komt grotendeels door invloeden vanuit de Engelse taal, waar samenstellingen vrijwel altijd met een spatie ertussen geschreven hebben. In het Nederlands is dat precies andersom: praktisch alles schrijven we aan elkaar, zolang dat geen problemen geeft.
In de supermarkt koop je een blik tomaten soep. In een koffiezaak neem je een stuk chocolade taart en in de fietsenwinkel koop je een fiets bel. Het gaat maar door: ongewenst spatiegebruik. Wanneer gebruik je een spatie, wanneer gebruik je een streepje en wanneer schrijf je alles gewoon aan elkaar?
Simpele regel: altijd aan elkaar

Samenstellingen (woorden uit twee of meer zelfstandige naamwoorden) schrijf je altijd aan elkaar, zonder spaties dus. Het is bijvoorbeeld autoverzekering en niet auto verzekering. Ook langere woorden schrijf je aan elkaar, tenzij er verwarring ontstaat. Autoverzekeringspolis schrijf je dus ook gewoon aan elkaar. Bij woorden zoals deze mag er een tussen –s geplaatst worden, zoals ook bij vrijetijdskleding. Krijg je te maken met klinkerbotsingen (autoongeval), dan gebruik je een verbindingsstreepje: auto-ongeval. Ook werkwoorden schrijven we gewoon aan elkaar: klaarzetten, afmelden en terugdraaien.

Er zijn uitzonderingen voor het aan elkaar plakken van woorden. Bij begrippen en eigennamen waarop een zelfstandig naamwoord volgt, gebruik je een koppelteken. Een Tweede Kamerlid is bijvoorbeeld iets anders dan een Tweede Kamer-lid. Om de eigennaam als één te houden, gebruik je het streepje. Dus: Albert Heijn-filiaal en Harry Potter-boek

In de meeste gevallen levert een onnodige spatie geen problemen op (wat het niet goedmaakt!), maar bij sommige samenstellingen kan een spatie de betekenis van het woord veranderen. In sommige gevallen leidt dat tot hilarische situaties. Kijk maar naar de volgende woorden:

*Oude kaaskroketten (kaaskroketten die al tien jaar in de vriezer liggen) en oudekaaskroketten (kroketten met een vulling van oude kaas)

*Drie jarige paarden vieren een feestje. Driejarige paarden zijn nog aardig jong.

*Auto weg: is je auto gestolen, of rijd je op de autoweg?

De schuine streep

Boven een advertentie in de krant staat: ‘Gevraagd: medewerkers binnen/buitendienst (m/v)’. U moet er een scherp oog voor hebben, maar als u goed kijkt, staat er een taalfoutje in. De schuine streep is eenmaal goed gebruikt, en eenmaal verkeerd. De schuine streep geeft een keuzemogelijkheid aan; het leesteken betekent ‘of’.
Het is goed gebruikt in de afkorting m/v, kort voor man/vrouw. Maar bij binnen/buitendienst klopt er iets niet. Probeer maar eens de streep door of te vervangen:
• Medewerker binnen/buitendienst = Medewerker binnen of buitendienst Een ‘medewerker binnen’? Dat moet vast zijn: • Medewerker binnen-/buitendienst = Medewerker binnendienst of buitendienst
Dus: als u voor de schuine streep een woorddeel weglaat, dan moet u dat weggelaten woorddeel vervangen door een streepje. Vergeet het streepje niet, want het betekenisverschil kan groot zijn: • In uw CAO is het recht op ontslag/ontbindingsvergoeding opgenomen. Wees gerust, het moet ontslag-/ontbindingsvergoeding zijn.